vrijdag 24 augustus 2012

Bramaas

Af en toe ging ik logeren bij opa en oma. Ze woonden redelijk dichtbij, dus een hele grote wereldreis was dat niet. Hoewel je het als kind natuurlijk heel anders beleeft. Dan is uit logeren reuze spannend. Ookal is het bij wijze van spreken om de hoek.

Opa en oma's
Ze woonden wel twéé dorpen verderop. Mijn opa en oma. Ik had ook nog een andere oma, maar die woonde bij ons in. Zij was eigenlijk een soort van tweede moeder voor mij. Ik ben grotendeels door haar opgevoed, omdat mijn beide ouders werkten. Maar opa en oma H., vernoemd naar de plaats waar zij woonden, waren het soort opa en oma dat vroeger gangbaar was. Ze kwamen op verjaardagen en andere feestelijkheden en af en toe zomaar in het weekend. Ik zag ze regelmatig, maar ook weer niet te vaak, waardoor het bijzonder was als zij er waren. Of wij naar hen toe gingen.

Er op uit
Van mijn logeerpartijen herinner ik me vooral dat er geklust moest worden. Mijn opa was een ouderwetse 24-uurs predikant en als hij al thuis was, dan was dat 's avonds laat. Mijn oma vermaakte mij overdag in haar uppie. En dat deed zij op geheel eigen wijze. 's Morgens werd er in huis gewerkt. En 's middags trokken wij er op uit. Dat er op uit trekken bestond voornamelijk uit naar het bos gaan, waar zij praktisch in woonde. In de zomer zochten wij dan naar bramen en in de herfst naar cantharellen. Met beiden kwamen wij in overvloed thuis. En dan werd er iets mee gedaan. De cantharellen werden avondeten, totdat mijn vader daar achter kwam. Toen was het afgelopen met het eten van de eigen gezochte paddenstoelen. Stel je voor dat oma zich zou vergissen in een goudgele zwam.

Bramen
Heel wat veiliger waren de bramen. Het wemelde ervan op de plek waar zij woonde. In mijn beleving liepen we uren door het bos, om vervolgens met zakken vol bramen weer thuis te komen. Dan werd daar jam van gemaakt, of bramensoep. Jawel! Soep! Een zoete soep van bramensap, waar stukjes blanke appel in ronddreven en griesmeelballetjes. Ik heb het wel eens zelf geprobeerd na te bootsen, maar het lukt me niet om de smaak van oma er aan te krijgen. Dus houd ik me bij de jam. Want waar mijn oma vroeger woonde, daar woon ik nu. Zo ongeveer. Het bos is behoorlijk ontgonnen, maar er staan nog best veel bramen. En elk jaar ga ik een paar keer een rondje doen, gewapend met een bak waar ongeveer een kilo bramen in kan.

Rijk
Toen ik hier pas woonde en de voortzetting van de bramenpluktraditie begon, logeerde één van mijn neefjes een keertje bij me. Hij had een vriendje opgedoken, die ook in de buurt logeerde en die hij bij het buitenspelen was tegengekomen. Daarna speelden ze voornamelijk in ons huis en in onze tuin. Ik denk vooral voor de ijsjes, pakjes drinken en zakjes chips. Ze kwamen daar regelmatig om 'vragen'. Eén van die keren was ik bezig met het schoonwassen van een rondje versgeplukte bramen. 'Zo hé! U bent rijk! Moet je kijken, al die bramaas!!', riep het speelkameraadje uit. Sindsdien noem ik ze, heel solidair en in huiselijke kring, ook bramaas. En ja, ik bén rijk. Al die bramaas geeft een heel rijk gevoel. Dat je ze nog steeds zo maar kan plukken en er dan iets van kan maken. En het geeft me een rijk gevoel, omdat ik, als ik ze pluk, vaak terugdenk aan mijn oma. Die me de liefde voor het plukken en tot jam verwerken heeft bijgebracht.

Ik heb er net weer een rondje op zitten. Ik spaar ze op, de bramaas. Totdat ik er genoeg heb om een aantal potjes jam van te koken. Ze liggen er schoongewassen in de vriezer op te wachten. En verder waag ik mij, behept met de genen van mijn vader, maar niet aan het zoeken naar cantharellen ...

1 opmerking:

  1. Wij hebben in La France heel veel bramaas geplukt. Maar jam maken of cantharellen zoeken? Daar waag im me niet aan.

    BeantwoordenVerwijderen